Tot 1 januari 2012 bestond er voor werknemers de mogelijkheid een deel van het bruto salaris te sparen voor een later moment. Dit ‘fiscaal’ spaarpotje kon vervolgens worden ingezet om onbetaald verlof op te nemen zoals het opnemen van zorgverlof, een sabbatical of om eerder met pensioen te gaan. In de periode van het onbetaald verlof kon de deelnemer in zijn inkomen voorzien, door een uitkering uit zijn levenslooptegoed.

Het kabinet heeft de levensloopregeling op 1 januari 2012 afgeschaft, waardoor de regeling niet meer mogelijk is voor nieuwe deelnemers. Voor bestaande deelnemers gold een overgangsrecht, waarbij de mogelijkheid bestond fiscaal door te blijven sparen. Het overgangsrecht eindigt 1 november 2021, wat betekent dat alle niet opgenomen tegoeden verplicht vrijvallen en dit jaar nog in de belastingheffing zullen worden betrokken.

Belastingheffing

Opname van het levenslooptegoed is een belaste handeling voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitkering zal belast worden met het progressieve tarief van de inkomstenbelasting. Deze kan voor 2021 oplopen tot 49,50%. Dat hoge tarief geldt voor een totaal inkomen uit werk en woning vanaf € 68.508. Blijft het totale inkomen beneden voornoemd bedrag dan zal 37,10% inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verschuldigd zijn. Omdat het saldo op een levensloopregeling altijd belastbaar is in de periode voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd kan geen beroep worden gedaan op het lagere tarief van 19,20% (tarief voor AOW-gerechtigden). De opname van het levenslooptegoed wordt als loon uit een vroegere dienstbetrekking (groene tabel) aangemerkt als de (gewezen) werknemer aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar had bereikt. In andere gevallen is de opname van het levenslooptegoed loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (witte tabel).

Bij de uitkering van het levenslooptegoed zal de uitvoerder loonheffing inhouden, waarbij de uitvoerder geen rekening zal houden met de (inkomensafhankelijke) heffingskortingen en het andere inkomen. Als het saldo van het levenslooptegoed minder bedraagt dan € 68.508 zal de uitvoerder bij iemand die jonger is dan 61 jaar 37,10% belasting inhouden op het gehele saldo. Bedraagt het saldo meer dan € 68.508, dan zal 49,50% worden ingehouden op het gehele saldo. Een situatie is denkbaar dat een uitvoerder 37,10% loonheffing heeft ingehouden, terwijl bij de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2021 blijkt dat 49,50% verschuldigd is. Het verdient daarom aanbeveling om bij een voorlopige aanslag of voorlopige teruggaaf voor het belastingjaar 2021 rekening te houden met de vrijval van het levenslooptegoed, om verrassingen achteraf te voorkomen.

Het levenslooptegoed is geen bijdrageloon Zvw, zodat hierover geen bijdrage Zvw verschuldigd is.

De netto uitkering staat vrij ter beschikking. Doordat de levenslooptegoeden uiterlijk 1 november 2021 vrijvallen, zal dit tegoed, indien niet uitgegeven, belast worden bij de vermogensrendementsheffingen 2022 (peildatum 1 januari 2022). Om deze heffing te voorkomen is het aan te raden tijdig (voor 1 jan. 2022) een besteding te vinden voor het saldo, zoals consumptieve bestedingen, aflossing hypotheek of om een voorlopige aanslag te betalen. Een andere mogelijkheid is de aanspraak ingevolge een levensloopregeling om te zetten in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling, dit alles binnen de grenzen van de huidige regelgeving. Regel dit voor uw pensioen, uiterlijk 3 weken voor uw AOW-leeftijd of anders uiterlijk 31 oktober 2021. Directe belastingheffing zal hiermee worden voorkomen en naar een later moment worden verschoven.

Inkomensafhankelijke regelingen

Bepaalde regelingen zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Naarmate het inkomen hoger is, zal bijvoorbeeld de toeslag (huur-, zorg- kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget) lager zijn of zelfs geheel komen te vervallen. De Belastingdienst houdt bij de voorschotbeschikking toeslagen geen rekening met een eventueel extra inkomensbestanddeel in de vorm van het levenslooptegoed, waardoor mogelijk teveel toeslag zal worden uitgekeerd. Achteraf, bij de herrekening van de toeslagen, zal de teveel uitbetaalde toeslag weer teruggevorderd worden. Om ook hier verrassingen achteraf te voorkomen, verdient het aanbeveling om bij de voorschotbeschikking toeslagen eveneens rekening te houden met de vrijval van het levenslooptegoed.

Ook sociale zekerheidsuitkeringen kunnen inkomensafhankelijk zijn. De vrijval van het saldo op een levenslooprekening kan gevolgen hebben voor een socialezekerheidsuitkering. Dat is bijvoorbeeld het geval als er recht bestaat op een Anw-uitkering of een IOW-uitkering. Kijk voor meer informatie over een mogelijke korting bij de informatiebronnen van de uitvoerende instantie(s).

Middeling

De vrijval van het levenslooptegoed kan in 2021 zorgen voor een piek in het inkomen, waardoor over een deel van het inkomen mogelijk het toptarief van 49,50% betaald dient te worden. Om het progressienadeel te voorkomen, kan eventueel verzocht worden om het inkomen van de drie jaren te middelen. Indien hieruit blijkt dat er over de drie jaren gemiddeld bezien minder belasting verschuldigd is, kan op verzoek een teruggave worden gevraagd aan de Belastingdienst. De nadere voorwaarden voor het verzoek om middeling zijn te raadplegen op de website van de Belastingdienst.

Dit artikel is geschreven door Rudie Nass, Belastingadviseur. 

Bron: Fri, 26 Feb 2021 08:46:02 +0100