Op 7 november 2018 heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in Balans bij de Tweede Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel worden de nodige wijzigingen aangebracht in het arbeidsrecht, meer in het bijzonder op de in 2015 in werking getreden Wet Werk en Zekerheid. Hieronder zullen we de belangrijkste wijzigingsvoorstellen benoemen:
1. Proeftijd
Voorgesteld wordt om de toegestane proeftijd bij contracten voor onbepaalde tijd te verruimen naar 5 maanden. De minister verwacht dat door de mogelijkheid van een langere proeftijd werkgevers sneller bereid zullen zijn de medewerker gelijk een vast dienstverband aan te bieden. Voor tijdelijke contracten met een duur van twee jaar of langer wordt een proeftijd van drie maanden voorgesteld. Voor tijdelijk contracten korter dan twee jaar verandert er niets in de proeftijd. Voor contracten van zes maanden en korter kan nog steeds geen proeftijd worden overeengekomen.
2. Ketenbepaling
De minister stelt voor om de keten van tijdelijke arbeidsovereenkomsten op te rekken van 24 naar 36 maanden. Dit is de termijn zoals deze ook voor de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid in 2015 gold. Het aantal tijdelijke overeenkomsten in deze periode blijft gelijk, namelijk 3.
3. Versoepeling ontslag
Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid kan een arbeidsovereenkomst alleen door de kantonrechter worden ontbonden indien aan alle vereisten van een specifieke ontslaggrond is voldaan. Dit heeft diverse malen tot de bijzondere situatie geleid dat duidelijk is dat een werkgever en een werknemer niet meer met elkaar verder konden, maar de rechter vanwege het niet voldoen aan alle elementen voor de ontslaggrond, de arbeidsovereenkomst niet kon ontbinden. Een weinig plezierige situatie. Om die reden is voorgesteld dat een optelsom van verschillende ontslaggronden wel tot ontbinding kan leiden, ook indien niet aan alle noodzakelijke elementen is voldaan. Wel zal dit betekenen dat een werkgever een hogere vergoeding dan de standaard vergoeding zal moeten betalen, namelijk 1,5 maal de van toepassing zijnde transitievergoeding.
4. Transitievergoeding
Onder de huidige wetgeving moet eerst sprake zijn van een dienstbetrekking van tenminste 2 jaar, voordat bij ontslag transitievergoeding verschuldigd is. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat een transitievergoeding al vanaf de eerste dag verschuldigd is en dat deze niet wordt afgerond op volledig gewerkte perioden van zes maanden, maar verschuldigd is op basis van de daadwerkelijke duur van het dienstverband (tot op de dag nauwkeurig berekend). Op die manier zal ook bij een ontslag tijdens de proeftijd of bijvoorbeeld na afloop van een arbeidsovereenkomst van zes maanden een transitievergoeding verschuldigd zijn. De transitievergoeding kent bij invoering van het wetsvoorstel nog maar één berekeningswijze, namelijk 1/3 maandsalaris per dienstjaar.
5. Compensatie voor kleine werkgevers
Kleine werkgevers (<25 werknemers) zullen worden gecompenseerd voor de door hen te betalen transitievergoeding, indien zij hun medewerkers moeten ontslaan omdat zij vanwege ziekte of pensionering hun bedrijf beëindigen. Werknemers die hierdoor getroffen worden hebben dus wel recht op een transitievergoeding, maar de werkgever krijgt deze van het UWV gecompenseerd.
6. Oproepcontracten
Oproepkrachten kunnen tot vier dagen voordat gewerkt moet worden, worden opgeroepen. Is de termijn korter, dan mag de oproepkracht het werk weigeren. Verder moet de werkgever aan oproepkrachten na een jaar dienstverband een contract aanbieden op basis van de arbeidsomvang op basis van de gemiddelde arbeidsomvang van die voorgaande 12 maanden. Gebeurt dit niet, dan heeft de oproepkracht wel aanspraak op loon ter hoogte van dit gemiddeld aantal uren. Tenslotte geldt voor oproepkrachten een opzegtermijn van vier dagen indien zij zelf hun arbeidsovereenkomst opzeggen.
7. Payrolling
Het wetsvoorstel introduceert een definitie van de payrollovereenkomst, namelijk de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen. Payroll werknemers dienen in beginsel dezelfde arbeidsvoorwaarden te krijgen als de “normale“ werknemers binnen de onderneming, zodat concurrentie op arbeidsvoorwaarden niet langer aan de orde is en het werkzaam zijn op payrollbasis minder aantrekkelijk wordt.
8. WW premie
Voor werknemers die op basis van tijdelijke arbeidsovereenkomsten werkzaam zijn zal door de werkgever een hogere premie voor het Algemeen Wachtgeldfonds moeten worden afgedragen. Werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn vallen onder het lagere premieregime. Op deze wijze wil de minister tijdelijk werk voor werkgevers duurder maken, in de hoop dat daardoor meer werkgevers zullen kiezen voor vaste dienstbetrekkingen.
Het betreft hier een wetsvoorstel, waarvan de parlementaire behandeling nog moet plaatsvinden. De Raad van State en de vakbonden zijn echter niet enthousiast over het wetsvoorstel en de verwachting is dat ook de linkse oppositie wel de nodige kritische noten zal plaatsen. Of alle voorstellen dan ook ongewijzigd tot wet zullen worden verheven, valt nog te bezien. In elk geval is beoogd om de wijzigingen per 1 januari 2020 ingevoerd te hebben.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze juristen, zij vertellen u er graag meer over.