In het eerste kwartaal van 2024 zal het wetsvoorstel voor de modernisering van het concurrentiebeding worden aangeboden voor internetconsultatie. Dat heeft (demissionair) minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onlangs kenbaar gemaakt. Volgens de minister werkt het concurrentiebeding onnodig beperkend voor werknemers. De doorstroom op de arbeidsmarkt wordt gehinderd, omdat het beding steeds vaker als standaardclausule in arbeidsovereenkomsten staat. Het kabinet heeft daarom besloten de toepassing van het concurrentiebeding aan banden te leggen.

Beschermende werking van het concurrentiebeding
Het concurrentiebeding mag zowel worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Voor dit laatst geldt dan wel dat sprake dient te zijn van een zwaarwegend bedrijfsbelang. Een concurrentiebeding moet schriftelijk zijn vastgelegd en bij meerderjarigheid van de werknemer zijn aangegaan, anders is het ongeldig. Het beding verbiedt werknemers gedurende een bepaalde periode na afloop van hun arbeidsovereenkomst binnen een bepaald gebied concurrerende werkzaamheden te verrichten bij een andere werkgever of een eigen bedrijf te starten in dezelfde branche. Het doel is om bedrijfsbelangen (o.a. bestaande uit knowhow, goodwill en bedrijfsgeheimen) van de werkgever te beschermen. Tegenwoordig wordt het concurrentiebeding vaak gebruikt om werknemers aan de werkgever te binden. Daarvoor is het beding echter niet bedoeld.

Voorgestelde wijzigingen
De volgende wijzigingen worden daarom uitgewerkt in een wetsvoorstel:
•    begrenzing in de duur van het beding;
•    geografische afbakeningen moet gespecifieerd en gemotiveerd worden opgenomen;
•    zwaarwichtig bedrijfsbelang moet ook bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd worden aangegeven;
•    bij een beroep op een concurrentiebeding moet de werkgever aan de werknemer een vergoeding betalen. De hoogte van deze vergoeding zal een percentage van het laatst verdiende salaris bedragen, gedurende de looptijd van het beding.

De voorgestelde wijzigingen zijn in de meeste landen binnen de Europese Unie al gebruikelijk. Voor Nederlandse begrippen zijn dit echter wel ingrijpende wijzigingen. Met name het betalen van een vergoeding aan de werknemer indien de werkgever het verbod wenst te handhaven, zal waarschijnlijk voor veel werkgevers reden zijn om af te zien van het concurrentiebeding. Overigens is niet van belang wie het initiatief tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen en ook niet of de beëindiging al dan niet in de proeftijd plaatsvindt.

Hoe verder
Het voorstel zal binnenkort ter internetconsultatie worden aangeboden. In 2006 is een soortgelijk voorstel in de Eerste Kamer gesneuveld. De vraag is dan ook of er nu wel voldoende draagvlak voor is. Uiteraard houden wij je hiervan op de hoogte. Twijfel je over het opnemen van een concurrentiebeding of het inroepen van een concurrentiebeding, neem dan contact op met een van onze juristen.